De loep van Antoni Van Leeuwenhoek: de ontdekking van nieuwe werelden
Onvoorstelbare dingen zag de lakenhandelaar uit Delft door zijn loep: heel kleine dieren die door in het slootwater bewogen (we noemen die nu afgietseldiertjes, eencelligen zoals pantoffeldiertjes, algen en amoeben).
Kleine dierkens”, nog veel kleinere wezentjes, vond hij na een week in water met peperkorrels: hij zag de eerste bacteriën. Hij prikte in zijn eigen arm en ontdekte rode bloedlichaampjes in zijn bloed. Hij bekeek zijn eigen sperma, en zag wezentjes met een staart. Hij beschrijft het samengestelde oog van insecten, de structuur van spieren, zag kristallen die jicht in gewrichten veroorzaken. Hij deed niet alleen een ontzagwekkende reeks ontdekkingen in de loop van vijftig jaar, tot aan zijn dood in 1723, die het beeld van het leven totaal veranderde. Hij legde die vindingen ook vast in heel accurate tekeningen en honderden beschrijvingen die hij stuurde naar de Londense Royal Society.
Hij werd al met al een beroemd man, en dat allemaal omdat hij in zijn vrije tijd de lenzen van de loep wist te verbeteren die hij als textielhandelaar had leren kennen en die gebruikt werd om de draden van weefsels te tellen. Hoe hij dat deed hield hij zijn hele leven geheim. Pas haast driehonderd jaar na zijn dood is met de moderne techniek van neutronentomografie vastgesteld dat hij zijn bolle glas lensjes met zand fijn wist te slijpen. Hij bereikte daarmee een ongekende vergroting van meer dan 250 maal, en haast nog belangrijker, in een scherp beeld, waarbij heel dicht bij elkaar liggende deeltjes nog gescheiden gezien konden worden. Het was trouwens niet makkelijk, het hanteren van deze kleine 5 centimeter grote microscopen.
Het piepkleine lensje, vastgezet tussen twee metalen plaatjes, moest vlak voor het oog gehouden, het object, een haar, een druppelwater, werd met een klein schroefje “scherp gesteld” aan de andere kant van het lensje. Al met al maakte hij superieure loepen, die terecht de naam van microscoop (kijker naar iets kleins) kregen, en lange tijd niet geëvenaard konden worden. In zijn leven maakte hij 531 van deze microscopen, elke maand wel een nieuw exemplaar. Daarvan zijn er nu nog elf over, een aantal daarvan in het Boerhave museum in Leiden.
Het is niet alleen de fabelachtige techniek die de vinding van Van Leeuwenhoek bijzonder maakt, vooral ook wat hij er mee deed, zijn ingenieuze experimenten en zijn ongekend observatievermogen, vastgelegd in tekening en tekst.
De verzamelde brieven van Van Leeuwenhoek aan de Royal Society zijn heruitgegeven en toegankelijk op het internet via de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (www.dbnl.org › tekst › leeu027alle00_01)
Eng:
The Magnifying Glass of Van Leeuwenhoek: The Discovery of New Worlds
Unimaginable things were seen by the cloth merchant from Delft through his magnifying glass: very small animals moving through the pond water (we now call them protozoa, single-celled organisms like paramecia, algae, and amoebas). “Small animals,” much smaller creatures, he found after a week in water with peppercorns: he saw the first bacteria. He pricked his own arm and discovered red blood cells in his blood. He examined his own sperm and saw creatures with tails. He described the compound eye of insects, the structure of muscles, and saw crystals that cause gout in joints. He made a remarkable series of discoveries over fifty years, until his death in 1723, which completely changed the view of life. He also recorded these findings in very accurate drawings and hundreds of descriptions that he sent to the Royal Society in London.
All in all, he became a famous man, and all because he knew how to improve the lenses of the magnifying glass he had learned to use as a textile merchant to count the threads of fabrics. How he did this remained a secret throughout his life. It was only nearly three hundred years after his death that modern neutron tomography technology revealed that he polished his convex glass lenses finely with sand. This allowed him to achieve an unprecedented magnification of more than 250 times, and almost more importantly, a sharp image, where particles very close to each other could still be seen separately. Handling these small 5-centimeter microscopes was not easy. The tiny lens, mounted between two metal plates, had to be held right in front of the eye; the object, a hair, a drop of water, was focused with a small screw on the other side of the lens. All in all, he made superior magnifying glasses, which rightly earned the name microscope (viewer of small things), and could not be equaled for a long time. In his lifetime, he made 531 of these microscopes, about one new specimen every month. Eleven of these still exist today, some of them in the Boerhaave Museum in Leiden.
It is not only the fabulous technique that makes Van Leeuwenhoek’s invention special, but also what he did with it, his ingenious experiments, and his unparalleled observational skills, recorded in drawings and texts. Van Leeuwenhoek’s collected letters to the Royal Society have been republished and are accessible on the internet through the Digital Library for Dutch Literature (www.dbnl.org › tekst › leeu027alle00_01)
This is a public episode. If you would like to discuss this with other subscribers or get access to bonus episodes, visit www.mennoenerwin.nl