1. Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland van 1948 tot 1978?
Kenmerkende aspecten:
45 De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
46 De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld
47 De eenwording van Europa
48 De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
49 De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen
Na de Tweede Wereldoorlog werden de verzuilde verhoudingen van voor de oorlog aanvankelijk hersteld. Nederland begon aan een snelle wederopbouw, waarbij de Marshallhulp steun bood. De Koude Oorlog en het begin van Europese samenwerking lieten zien dat Nederland niet langer een neutraliteitspolitiek voerde. Direct na de Tweede Wereldoorlog was er sprake van een babyboom. De natuurlijke bevolkingsgroei zette zich in de eerste decennia na de oorlog voort. In de jaren 1950 en 1960 kende Nederland een periode van economische groei en toenemende industrialisatie. Met geleide loonpolitiek stimuleerden de rooms-rode regeringen de export en de werkgelegenheid. Daarnaast profiteerde Nederland van het economisch herstel van Duitsland en de vondst van aardgas in Groningen. Leidend was het idee van een maakbare samenleving met meer economische gelijkheid als ideaal. Door de toenemende welvaart konden politici en sociale partners samen bouwen aan een verzorgingsstaat.
Na de invoering van de AOW in 1957 werd sociale wetgeving verder uitgebreid. Vanaf het begin van de jaren 1960 stegen de lonen sterk. In Nederland ontstond een consumptiemaatschappij. In veel huishoudens deden apparaten hun intrede en voor steeds grotere groepen werd een vakantie mogelijk, ook in het buitenland. De groeiende welvaart ging hand in hand met verstedelijking en groeiende mobiliteit. Na de jaren 1950 was er sprake van ontzuiling van het sociale en het politieke leven. Nieuwe politieke partijen en omroepen, zoals D’66 en Veronica, kwamen op en er ontstond een jongerencultuur. De jeugd kreeg de beschikking over meer vrije tijd en geld en een deel van de jongeren volgde steeds langer onderwijs. Mede onder invloed van popmuziek uit Engeland en de Verenigde Staten ontstonden er vanaf het eind van de jaren 1950 jongerenbewegingen, zoals de nozems.
In de jaren 1960 begonnen groepen jongeren, zoals de provo’s en de hippies, zich te verzetten tegen de consumptiemaatschappij. Zij bespotten het gezag van oudere generaties en eisten meer inspraak. De positie van vrouwen veranderde. In 1956 kwam een einde aan de wettelijke handelingsonbekwaamheid van getrouwde vrouwen. Later streden feministes van de tweede golf, zoals Man Vrouw Maatschappij en Dolle Mina, voor gelijke rechten en kansen. De introductie en acceptatie van de anticonceptiepil, nieuwe echtscheidingswetgeving en onderwijsdeelname van meisjes zorgden voor grote, soms ook plotselinge maatschappelijke veranderingen.
Begin jaren 1950 was Nederland een emigratieland van waaruit mensen naar landen als Australië, Nieuw-Zeeland en Canada trokken. De dekolonisatie van Indonesië en Suriname zorgde voor de al dan niet vrijwillige komst van groepen migranten naar ons land. Vanaf eind jaren 1960 huurden werkgevers zogenoemde gastarbeiders in, eerst uit Zuid-Europa, later uit Turkije en Marokko, die later ook het recht kregen op gezinshereniging. De oliecrisis maakte in 1973 een einde aan jarenlange economische groei. Nederland kon de gevolgen daarvan nog enkele jaren opvangen. Rond 1980 was er sprake van een economische crisis die de samenleving en de verzorgingsstaat onder druk zette.