Show notes
Onder de bomen aan de waterkant zijn her en der de sporen van de os dicht afgedrukt. Heeft de herder de weg gevonden tussen het dicht woekerende, geurende gras? Hoe ver de os ook weglopen mag, tot in de achterste plaats van het diepe gebergte: zijn neus reikt tot in de uitgestrekte hemel, zodat hij zich niet verbergen kan. (Tydeman)