Het kabinet onderzoekt of bepaalde delen van de vroegpensioenregeling kunnen blijven bestaan. Macro-econoom Arnoud Boot begrijpt waarom, maar is ook kritisch. Hij hoopt dat het kabinet waakt voor de balans tussen het aantal werkenden en niet-werkenden. Ook ziet hij het vroegpensioen als een pleister: de maatschappij zou zich juist moeten inspannen om te zorgen dat mensen rond hun pensioenleeftijd niet al versleten zijn.
Er woedt al weken een discussie over de zogeheten vroegpensioenregeling. Minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken) heeft gezegd dat het kabinet bepaalde delen van het vroegpensioen in stand wil houden. Vind je dat verstandig?
‘Bij individuele gevallen, waar mensen door een zwaar beroep niet langer kunnen werken, is het goed dat zij vervroegd kunnen uittreden. Het is voor de hand liggend dat die personen recht hebben op een bepaalde tegemoetkoming, zodat ze eerder met pensioen kunnen. Het probleem met pensioenregelingen is dat het geen begrotingskwesties zijn. Het gaat niet zozeer om geld. Het probleem is dat de maatschappij moet uitvogelen wat goed is om als pensioen te hebben en vooral welke leeftijd daarbij hoort. Elk goed pensioen bestaat uit een maatschappij waar voldoende mensen werken ten opzichte van de mensen die niet werken. Dat heeft op zichzelf niets met geld te maken, maar met het draaien van de economie.’
‘De samenleving moet functioneren om te zorgen dat mensen met pensioen kunnen. En het functioneren van de maatschappij is afhankelijk van werkenden. We moet als maatschappij accepteren dat de pensioenleeftijd omhooggaat omdat mensen ouder worden. Als je de pensioenleeftijd dan niet verhoogt, krijg je veel te veel ouderen ten opzichte van het aantal werkenden. Dit is het grote pensioenverhaal. De verhouding tussen werkenden en niet-werkenden moet je beheersen, om ervoor te zorgen dat de maatschappij goed blijft draaien.’
Maar mensen die fysiek zware beroepen uitoefenen, worden doorgaans minder oud. En ze worden in minder goede gezondheid oud. Dan is het toch eerlijker dat zij eerder met pensioen kunnen?
‘Absoluut. Dat is een ongelijkheid die niet zozeer te maken heeft met de vroegpensioenregeling, maar eigenlijk veel breder speelt. Je ziet een deel van de samenleving dat moeilijk kan rondkomen, en langs iedere dimensie in de problemen zit. Je ziet een tweedeling in de maatschappij tussen mensen die het hebben, door afkomst, opleiding en geld, en mensen die het niet hebben. Die tweedeling leidt tot grote verschillen in leeftijdsverwachting en gezondheid. Dat staat wat mij betreft los van een pensioenregeling. Het is te hopen dat een nieuwe pensioenregeling, waarbij je meer zicht hebt op je pensioen, ervoor zorgt dat het pensioen niet langer anti-solidair is. Als je nu met pensioen gaat, profiteren de welgestelden er langer van en halen ze er meer uit dan de niet-welgestelden. Het nieuwe pensioen waarmee je meer toegang hebt tot je ‘eigen potje’ zou een oplossing kunnen zijn voor het gebrek aan solidariteit in het vorige stelsel.’
Stel, iemand kan echt niet meer werken, omdat-ie zijn hele leven een zwaar beroep heeft gehad. Wat stel jij voor dat er met hem gebeurt?
‘Uiteindelijk is dat oplossing dat we mensen in hun werkzame leven, bij fysieke en niet-fysieke beroepen, optimaal begeleiden. Dat betekent in de praktijk dat twintigers fysiek veel aankunnen en dus dat werk doen. Op hun vijftigste kunnen ze fysiek minder aan. Dat verschil moet zich vertalen naar een ander type werk, een ander type opdrachten dat je krijgt. De uiteindelijke oplossing is dat je werk krijgt dat je bij je past. Het is een personeelsprobleem. Het is onacceptabel dat mensen tijdens hun werkende leven niet begeleid worden om de juiste fysieke inspanning te leveren die past bij hun levensfase. De vroegpensioenregeling is in zekere zin een pleister op een grote wond. Je zegt tegen mensen: “We hebben u niet verzorgd. U bent daardoor versleten. Als dank mag u er drie jaar eerder tussenuit.” Ik vind dat geen goede manier van met mensen omgaan.
See omnystudio.com/listener for privacy information.